Close
 Gespecialiseerde advocaten!
 Voordeligste tarief!
 Online zaak aanmelding!

Artikel 242 Sr – Verkrachting

Verkrachting is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht:

“Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt als schuldig aan verkrachting gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie”.

Juridisch kader

Hoewel verkrachting in de volksmond veelvuldig gebruikt wordt in de zin van ‘seks hebben met iemand tegen zijn wil in’ zit het juridisch iets complexer in elkaar. Wanneer is er nu juridisch sprake van verkrachting?

Seksueel binnendringen

Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van verkrachting dient er sprake te zijn geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van een ander. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 februari 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC9650) geoordeeld dat de gebezigde term “seksueel binnendringen van het lichaam” ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking omvat. Hieronder valt, zoals ook verwoord door de Commissie-Melai destijds, iedere seksuele vorm van genitaal, oraal en anaal binnendringen van het lichaam, ook wanneer dit plaatsvindt met een “artificieel substituut” (een voorwerp). Volgens de Hoge Raad dwingt de wetsgeschiedenis tot de opvatting dat de wetgever geen beperking heeft willen aanbrengen in de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen. Hierbij is tevens belang om op te merken dat van seksueel binnendringen al sprake is wanneer tijdens het verrichten van handelingen de kleine schaamlippen worden gepasseerd.

Dwang

Van verkrachting kan in juridische zin alleen sprake zijn als het lichaam van een ander seksueel is binnengedrongen met toepassing van dwang. In de wet wordt dwang omschreven als het toepassen van geweld of een andere feitelijkheid of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Maar wat wordt hier nu precies onder verstaan? Aan welke voorwaarden dient te zijn voldaan?

Het moet gaan om het opzettelijke seksueel binnendringen van het lichaam van een ander tegen de wil van een ander door middel van (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid.

Of er sprake is van dwang dient te worden beoordeeld aan de hand van het navolgende toetsingskader:

  1. Onvrijwilligheid: dit is een noodzakelijke voorwaarde. Daarbij gaat het om de ten tijde van de ontuchtige handelingen door het slachtoffer besefte onvrijwilligheid. Dwang moet als dwang worden ervaren en wel op het moment van handelen zelf. Hieruit volgt dat van onvrijwilligheid geen sprake kan zijn als het slachtoffer de ontuchtige handelingen op dat moment niet heeft gemerkt. Wie niets heeft gemerkt, kan ook niet zijn gedwongen. Ook niet als het slachtoffer, pas achteraf kennis nemend van die ontuchtige handelingen, verklaart deze niet te hebben gewild.
  2. Onvermijdelijkheid: een tweede voorwaarde is de onvermijdelijkheid. Daarvan is sprake als het slachtoffer redelijkerwijs niets anders kon doen dan de handelingen te dulden en zij of hij zich niet of alleen heel moeilijk aan de situatie kon onttrekken. Dwangmiddelen moeten van een voldoende kaliber zijn om van dwang te kunnen spreken.
  3. Opzet op de dwang: van dwingen kan slechts sprake zijn als een verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de ontuchtige handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Ook bij voorwaardelijk opzet, waarbij verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer de handelingen tegen haar of zijn wil ondergaat, is er sprake van opzet op de dwang.

Dwangmiddelen – andere feitelijkheden

In het wetsartikel worden een aantal dwangmiddelen genoemd namelijk geweld en bedreiging met geweld maar ook ‘andere feitelijkheden’ en dreiging met deze ‘andere feitelijkheden’.

Onder een andere feitelijkheid kan worden verstaan het psychische of fysieke overwicht op een ander. Volgens vaste jurisprudentie kan het bestaan van dwang niet enkel worden afgeleid uit het bestaan van een afhankelijkheidsrelatie en daarmee verband houdend psychisch overwicht. Een afhankelijkheidsrelatie en psychisch overwicht kan iets zeggen over de beïnvloedbaarheid, maar zegt op zichzelf nog niets over de mate waarin het slachtoffer onvrijwillig handelt.

Het onverhoeds beetpakken en betasten van een ander (ECLI:NL:RBAMS:2018:5314), het getalsmatig in de meerderheid zijn (ECLI:NL:RBMNE:2019:936), het bestaan van een familierelatie in combinatie met een afhankelijkheidsrelatie (ECLI:NL:RBDHA:2018:11478), maar ook een overwicht qua sterkte kan wel voldoende zijn voor een kwalificatie van een andere feitelijkheid.

Uit het zogeheten Pollepel-arrest (ECLI:HR:2004:AQ0950) komt naar voren dat seksuele handelingen die zijn gepleegd door een andere dan degene die de dwang heeft uitgeoefend, geen verkrachting in de zin van artikel 242 Sr oplevert. Het ‘plegen’ is dus zeer beperkt uitgelegd door de Hoge Raad. Het dwingen van een ander tot het verrichten van seksuele handelingen bij zichzelf levert dus geen verkrachting op.

Straffen

Artikel 242 Sr kent een wettelijk strafmaximum van 12 jaren. Dit geeft ook meteen de ernst van het feit weer. In artikel 248 Sr is bepaalt dat in een aantal gevallen de maximale gevangenisstraf met een derde kan worden verhoogd. Dit is het geval indien:

  • het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (artikel 248 lid 1 Sr);
  • het feit wordt begaan tegen zijn kind, een kind over wie hij het gezag uitoefent, een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte (artikel 248 lid 2 Sr);
  • het feit wordt begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt (artikel 248 lid 4 Sr);
  • het feit wordt begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en het feit is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld (artikel 248 lid 6 Sr).

In de artikel 248 lid 8 Sr geldt zelfs een wettelijk strafmaximum van achttien jaren indien het feit de dood ten gevolge heeft.

Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie heeft richtlijnen uitgevaardigd waarin de strafeisen staan vermeld (Richtlijn voor strafvordering verkrachting (2012R012). Als uitgangspunt is door het Openbaar Ministerie gekozen voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden als het gaat om:

  • vaginale/orale/anale verkrachting met de penis/vinger(s)/voorwerp(en);
  • eenmalig gepleegd;
  • meerderjarige verdachte;
  • geen recidive.

Bovenstaande wordt ook wel het ‘basisdelict’ genoemd. Er is dan geen sprake van strafverhogende of strafverlagende omstandigheden. Er is direct gekozen voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden omdat verkrachting een zeer ernstige inbreuk vormt op de lichamelijk en geestelijke integriteit van het slachtoffer en wordt zelfbeschikkingsrecht flink geweld aan gedaan. Ook betreft het een feit dat doorgaans tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij leidt, waarbij slachtoffers van dergelijke delicten nog langdurig nadelige psychische gevolgen ervan kunnen ondervinden.

Persoonsgebonden omstandigheden

Het Openbaar Ministerie kijkt ook naar de persoonsgebonden omstandigheden van een verdachte. Zo kan er bijvoorbeeld sprake zijn van psychische problematiek rondom de persoon van de verdachte. Door het Openbaar Ministerie wordt dan bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met deze omstandigheid, aangezien zowel de verdachte als de maatschappij het meeste gebaat zijn bij een gerichte behandeling en aanpak van deze psychische problematiek, aldus het Openbaar Ministerie. Dit betekent dat er in een aantal gevallen aanleiding zal zijn voor het Openbaar Ministerie om TBS te vorderen. Tevens bestaat er naast de mogelijkheid om TBS te vorderen ook de mogelijkheid om een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf en/of bijzondere op te leggen voorwaarden te vorderen.

Bovenstaand uitgangspunt voor strafvordering geldt voor personen met een blanco strafblad. Indien sprake is van – al dan niet – specifieke recidive, dan is dat uiteraard van invloed op de te vorderen eis.

Kortom, kijkend naar de bijzondere persoonsgebonden problematiek van de verdachte en de overige omstandigheden van het geval, kan door het Openbaar Ministerie van het gehanteerde uitgangspunt in de Richtlijn van 36 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden afgeweken.

Delictspecifieke factoren

In de Richtlijn wordt tevens gesproken over delictspecifieke factoren. Per delictspecifieke factor wordt in de Richtlijn aangegeven waarom deze strafverhogend dan wel strafverlagend dient te werken.

  • Binnen relatiesfeer (partner/ex-partner); vriendschappelijke relatie tussen dader en slachtoffer
    • Hof Leeuwarden 30 mei 2011, LJN: BQ6520 (Verkrachting toenmalige partner na besluit om te gaan scheiden) – strafverhogend.
    • Rechtbank Groningen, 24 maart 2011, LJN: BQ2003(Verkrachting ex-partner) – strafverhogend.
    • Rechtbank Arnhem, 20 januari 2011, LJN: BP1461 (Verkrachting ex-vriendin) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 21 december 2010, LJN: BP0305 (De verdachte was de ex-vriend van het slachtoffer en dus iemand die zij had moeten kunnen vertrouwen) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 1 december 2010, LJN: BO7147(Verkrachting ex-vriendin) – strafverhogend.
    • Rechtbank Den Haag, 29 december 2009, LJN: BL0038 (Verdachte en het slachtoffer kende elkaar van de middelbare school en het uitgaanscircuit en hadden een vriendschappelijke relatie met elkaar. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij het vertrouwen van het slachtoffer heeft beschaamd) – strafverhogend.
    • Rechtbank Den Haag, 3 december 2009, LJN: BL2174(Hoewel het handelen van verdachte bijzonder laakbaar is, houdt de rechtbank rekening met het feit dat het slachtoffer de ex-partner van verdachte is, waarmee hij een jarenlange relatie heeft gehad en ook samen twee kinderen heeft) – strafverlagend.
  • Groepsverkrachting
    • Rechtbank Zwolle, 27 januari 2009, LJN: BH3550(De rechtbank rekent het verdachte ook zeer ernstig aan dat hij en zijn mededader(s) een jong meisje van 15 jaar hebben gedwongen tot het langdurig ondergaan van ernstige en ruwe seksuele gedragingen, gelijktijdig gepleegd door meerdere personen, tegen haar wil. Een dergelijke brute en ruwe groepsverkrachting van een jong meisje rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank eveneens een langdurige vrijheidsstraf) – strafverhogend.
    • Rechtbank Rotterdam, 1 oktober 2010, LJN:BJ9311(Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de groepsverkrachting van een jonge vrouw. Het slachtoffer is met geweld en met bedreiging met geweld een woning ingesleurd. Vervolgens is het slachtoffer door de verdachte en zijn medeverdachten vaginaal en oraal verkracht. Bij de verkrachting werden er diverse bedreigingen geuit jegens het slachtoffer en werd er een pistool op haar hoofd gericht en in haar mond gehouden. Tijdens de groepsverkrachting heeft de verdachte gedreigd het slachtoffer te slaan met een riem en een schroevendraaier tegen haar gezicht gehouden. Het hele gebeuren heeft een aantal uren in beslag genomen. Met zijn handelen heeft de verdachte op buitengewoon brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zijn eigen lust- en machtsgevoelens gesteld boven het belang van het slachtoffer en zich daarbij volstrekt niet bekommerd om haar gevoelens. Voor het slachtoffer moeten de gebeurtenissen buitengewoon vernederend, kwetsend en beangstigend zijn geweest) – strafverhogend.
  • Bijzondere gewelddadigheid
    • Hof Den Bosch, 31 mei 2011, LJN: BQ6589 (De verdachte heeft het slachtoffer midden in de nacht op een openbaar parkeerterrein met gebruikmaking van grof geweld betast, geduwd, op de grond gegooid, bij de keel gegrepen, de keel dichtgeknepen, haar kleding kapot getrokken haar bedreigd, haar half ontkleed en zijn vingers in haar vagina gedaan. De verdachte heeft haar op hardhandige wijze belet om te vluchten. Daar komt bij dat de verdachte het slachtoffer heeft beroofd van haar huissleutels en haar parkeerkaart. Het hof rekent de verdachte dat zwaar aan) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 3 maart 2011, LJN: BP6640 (Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon brute verkrachting van een nog jonge vrouw, door haar in de vroege ochtend van 23 februari 2007 van haar fiets te trekken en haar onder bedreiging van een mes op een naast het fietspad gelegen veldje te verkrachten; so van de fiets trekken, slaan, bedreiging met mes, uittrekken van kleding, met kracht benen uit elkaar trekken, kapot snijden string) – strafverhogend.
    • Hof Amsterdam, 17 december 2010, LJN: BO8454(Verdachte is ’s nachts de woning van een echtpaar binnengedrongen op het moment dat zij thuis kwamen. Toen de man dat wilde verhinderen heeft de verdachte hem tegen de grond geslagen zijn enkels geboeid, hem het toilet ingeduwd en aldaar, terwijl de man daar lag, zijn armen geboeid. Vervolgens heeft de verdachte hem met geschoeide voet hard tegen het gezicht geschopt. De verdachte heeft de man vervolgens geboeid en bloedend in het toilet achtergelaten. Onder bedreiging met een mes heeft de verdachte de vrouw daarna gedwongen mee naar boven te gaan. De verdachte heeft daar getracht de vrouw te verkrachten. Toen de man zich had weten te bevrijden en naar boven kwam, heeft de verdachte hem tot tweemaal toe met een mes in het hoofd gesneden. Daarna verliet hij de woning) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 30 november 2010, LJN: BQ3513 (De verdachte heeft het slachtoffer in haar woning op de bewezenverklaarde gewelddadige wijze achtereenvolgens oraal, anaal, weer oraal en ten slotte vaginaal verkracht; verdachte met een mes en een schaar in zijn handen haar slaapkamer is binnengegaan en op haar benen is gaan zitten en een mes op haar keel heeft gezet en een aantal klappen in haar gezicht heeft gegeven en haar broek naar beneden heeft getrokken en in haar gezicht heeft gekrabd en haar op de grond heeft gegooid en in de buik heeft geschopt en aan de haren heeft getrokken en over de grond heeft voortgetrokken en – terwijl hij zich met haar in een badkamer bevond – de deur van die badkamer op slot heeft gedaan en haar schouders heeft vastgegrepen en haar naar de grond heeft geduwd en haar heeft belet de badkamer en haar woning te verlaten) – strafverhogend.
    • Hof Den Bosch, 8 juni 2009, LJN: BJ0938 (Het slachtoffer meerdere malen in het gezicht slaan; het slachtoffer aan voeten verslepen) – strafverhogend.
    • Hof Den Bosch, 20 maart 2009, LJN: BI1969 (De mate van het door verdachte, ter bevrediging van zijn seksuele lustgevoelens, toegepaste geweld; bij de keel vastpakken, meerdere malen het slachtoffer in het gezicht slaan, waarbij het slachtoffer op het trappetje is gevallen) – strafverhogend.
    • Rechtbank Den Haag, 29 december 2009, LJN: BL0038 (Bij de strafoplegging houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat het gebruikte geweld, met uitzondering van het dichthouden van de mond en neus van het slachtoffer gedurende enkele seconden, niet excessief is geweest) – strafverhogend.
  • Herhalingen handelingen gedurende langere periode (frequentie)
    • Hof Den Bosch, 1 juni 2011, LJN: BQ6901 (Verkrachting 6-jarig meisje; ± vier maanden, één tot tweemaal per week vergaande seksuele handelingen verricht, waaronder verkrachting) – strafverhogend.
    • Rechtbank Arnhem, 20 januari 2011, LJN: BP1461 (Verdachte heeft zich gedurende een periode van 5 á 6 maanden structureel schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn ex-vriendin) – strafverhogend.
  • Bijzondere bedreigende en/of vernederende setting (lange duur, vrijheidsbeneming, bedreigingen, penetratie met voorwerpen, ongesteldheid, vastbinden, combinatie en volgorde van seksuele handelingen)
    • Hof Den Bosch, 1 juni 2011, LJN: BQ6901(Verkrachting 6-jarig meisje; bij de bewezen verklaarde feiten hebben verdachte en [medeverdachte] het slachtoffer vastgebonden, werden er hulpmiddelen gebruikt en werd het slachtoffer betrokken bij vernederende sadomasochistische spelletjes, terwijl op vele momenten overduidelijk was dat het slachtoffer pijn had en/of dat zij niet wilde dat verdachte en [medeverdachte] dergelijke handelingen bij haar verrichtten. Verdachte heeft zich daardoor niet laten weerhouden; van het seksueel misbruik werden films en foto’s gemaakt) – strafverhogend.
    • Groningen, 24 maart 2011, LJN: BQ2003 (Direct na binnenkomst van het slachtoffer heeft verdachte de deur van de woonwagen op slot gedaan en heeft hij het slachtoffer een mes op haar keel gezet. Verdachte heeft gedreigd de keel van het slachtoffer door te snijden en gezegd dat ze haar dochter nooit meer zou zien als ze niet zou meewerken. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer in de slaapkamer op brute wijze verkracht. Onder de bedreiging van het mes heeft verdachte het slachtoffer vastgebonden aan het bed waarna hij een komkommer en zijn penis in haar vagina heeft gebracht) – strafverhogend.
    • Rechtbank Arnhem, 20 januari 2011, LJN: BP1461 (Het slachtoffer heeft iedere keer opnieuw tegen haar wil seks met de verdachte moeten hebben. Dit is een heel ernstig feit en tevens erg vernederend geweest voor het slachtoffer) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 21 december 2010, LJN: BP0305(De verdachte is het huis van zijn ex-vriendin via het keukenraam binnengegaan terwijl zij lag te slapen. Hij is naar haar slaapkamer gegaan en heeft tegen haar bed geschopt, heeft haar een mes getoond en dit mes in haar nachtkastje gestoken. Hij heeft een pistool tegen haar hoofd gedrukt. Voorts heeft hij haar vastgebonden. Vervolgens heeft hij haar gedurende twee dagen van haar vrijheid beroofd, haar in die periode meermalen verkracht en mishandeld en haar bedreigd met geweld voor het geval zij naar de politie zou gaan) – strafverhogend.
    • Hof Amsterdam, 17 december 2010, LJN: BO8454 (De verdachte is in een parkeergarage onverhoeds bij een vrouw die hij niet kende in de auto gestapt en heeft haar onder bedreiging met een mes gedwongen om naar een afgelegen plek te rijden. Aldaar heeft de verdachte het slachtoffer meermalen verkracht. Dit alles moet voor het slachtoffer een uitermate angstige en vernederende ervaring zijn geweest. Zij heeft tijdens de verkrachting gevreesd voor haar leven) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 1 december 2010, LJN: BO7147(De verdachte heeft zijn ex-vriendin gedurende bijna twee dagen in haar eigen woning van haar vrijheid beroofd en heeft haar gedurende die tijd tot tweemaal toe verkracht, waarbij hij haar onder meer heeft geslagen, een schaar heeft getoond en heeft gedreigd haar keel door te snijden en/of haar te steken) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 30 november 2010, LJN: BQ3513(Gelet op de combinatie en de volgorde van de seksuele handelingen die het slachtoffer heeft moeten ondergaan, heeft de verdachte door zijn handelen op grove, weerzinwekkende en vernederende wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 24 september 2009, LJN: BK2292(Het slachtoffer heeft aangegeven dat zij ongesteld was, waarop de verdachte haar anaal heeft verkracht) – strafverhogend.
    • Hof Leeuwarden, 23 juli 2009, LJN: BJ3509 (Verkrachting 14-jarig meisje; het slachtoffer is onverhoeds en onder bedreiging met een mes meegevoerd naar een afgelegen locatie waar het slachtoffer is verkracht) – strafverhogend.
    • Hof Den Bosch, 8 juni 2009, LJN: BJ0938 (Het slachtoffer heeft grote angst gevoeld dat verdachte haar zou vermoorden. Toen zij smeekte haar niet te vermoorden barstte verdachte in lachen uit; het slachtoffer bij de tweede orale verkrachting naast foundation naar alle waarschijnlijkheid ook anale en vaginale residuen via verdachtes penis in haar mond moet hebben gekregen; het slachtoffer heeft tijdens de verkrachtingen in de brandnetels gelegen, hetgeen nog moet hebben bijgedragen aan haar ongemak) – strafverhogend.
    • Hof Den Bosch, 20 maart 2009, LJN: BI1969 (De vernederende setting waarin de verkrachting heeft plaatsgevonden, te weten buiten op een trapje voor de deur van de toenmalige woning van het slachtoffer) – strafverhogend.
    • Rechtbank Zutphen, 15 maart 2005, LJN AT0311(De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte het net 13-jarige meisje uit Eibergen, nadat hij haar onder bedreiging met een mes had ontvoerd, nog steeds onder die dreiging ettelijke malen seksueel heeft misbruikt op een manier als door het meisje in haar aangifte is weergegeven. Buitengewoon stuitend vindt de rechtbank het dat verdachte het meisje, niet lang nadat hij haar had ontmaagd – wat ernstige bloedingen had veroorzaakt – heeft gedwongen hem opnieuw oraal te bevredigen. Bovendien rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij het meisje tijdens de veertig uur durende vrijheidsberoving enkele malen heeft vernederd en haar eten en voldoende drinken heeft onthouden) – strafverhogend.
  • Onverhoedse aanval
    • Hof Amsterdam, 17 december 2010, LJN: BO8454(De verdachte is in een parkeergarage onverhoeds bij een vrouw die hij niet kende in de auto gestapt en heeft haar onder bedreiging met een mes gedwongen om naar een afgelegen plek te rijden. Aldaar heeft de verdachte het slachtoffer meermalen verkracht) – strafverhogend.
    • Hof Leeuwarden, 23 juli 2009, LJN: BJ3509 (Het slachtoffer is onverhoeds en onder bedreiging met een mes meegevoerd naar een afgelegen locatie) – strafverhogend.
  • Pleegplaats: publiek domein/woning slachtoffer/meevoeren naar afgelegen locatie
    • Hof Den Bosch, 31 mei 2011, LJN: BQ6589 (Verkrachting met veel geweld op openbaar parkeerterrein midden in de nacht) – strafverhogend.
    • Hof Leeuwarden, 4 mei 2011, LJN: BQ3521 (Verkrachting schoonzus in eigen woning; Verdachte heeft, door aldus te handelen, de belangen van het slachtoffer volledig veronachtzaamd en een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit. Dit heeft hij gedaan in de woning van het slachtoffer, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 3 maart 2011, LJN: BP6640 (Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon brute verkrachting van een nog jonge vrouw, door haar in de vroege ochtend van 23 februari 2007 van haar fiets te trekken en haar onder bedreiging van een mes op een naast het fietspad gelegen veldje te verkrachten) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 21 december 2010, LJN: BP0305(Het slachtoffer is, terwijl zij lag te slapen, onverhoeds in haar eigen woning overvallen en moest vervolgens de misdrijven zoals bewezenverklaard ondergaan. De eigen woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen) – strafverhogend.
    • Hof Amsterdam, 17 december 2010, LJN: BO8454 (Ruim twee weken na deze veelvoudige verkrachting is de verdachte ’s nachts de woning van een echtpaar binnengedrongen op het moment dat zij thuis kwamen. Daarbij weegt zwaar dat de aantasting van hun lichamelijke integriteit heeft plaatsgevonden in de eigen woning, bij uitstek een plek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen) – strafverhogend.
    • Hof Den Haag, 30 november 2010, LJN: BQ3513(Verdachte is tijdens de nachtelijke uren onverhoeds de slaapkamer van het slachtoffer binnengedrongen, waar zij op dat moment lag te slapen en heeft daarmee een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op haar privacy; de woning en met name de eigen slaapkamer is immers een plek waar iemand zich bij uitstek veilig en geborgen moet kunnen voelen) – strafverhogend.
    • Rechtbank Den Haag, 29 december 2009, LJN: BL0038(De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer in haar eigen huis heeft verkracht) – strafverhogend.
  • Vooropgezet plan (bewuste overweging en voorbereiding)
    • Rechtbank Groningen, 24 maart 2011, LJN: BQ2003(Verdachte heeft het slachtoffer, onder het voorwendsel dat ze haar dochter mocht zien, bewust naar zijn woonwagen gelokt om de verkrachting uit te kunnen voeren. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van de situatie dat het slachtoffer haar dochter al bijna drie weken niet had gezien. De verdachte heeft de verkrachting van te voren uitgebreid overwogen en voorbereid. Zo heeft verdachte ervoor gezorgd dat hun dochtertje niet in de woonwagen aanwezig was toen het slachtoffer arriveerde. Voorts heeft verdachte voorwerpen klaargelegd, waaronder een mes, een komkommer en touwen) – strafverhogend.
  • Geen gebruik condoom
    • Hof Den Haag, 30 november 2010, LJN: BQ3513(Nu de verkrachting zonder condoom heeft plaatsgevonden, heeft het slachtoffer naast die vernedering en de pijn die zij heeft geleden ook moeten vrezen voor seksueel overdraagbare aandoeningen) – strafverhogend.
    • Hof Den Bosch, 8 juni 2009, LJN: BJ0938 (Verdachte heeft geen condoom gebruikt, zelfs niet bij de anale verkrachting) – strafverhogend.
  • Binnen afhankelijkheidsrelatie
    • Hof Den Bosch, 1 juni 2011, LJN: BQ6901 (Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat zij niet alleen haar eigen dochter niet heeft beschermd tegen het seksueel misbruik als bewezen verklaard, maar tevens actief daaraan heeft deelgenomen. Voorts heeft zij tijdens het seksueel misbruik het slachtoffer aanwijzingen gegeven betreffende het uit elkaar doen van haar benen en tegen haar gezegd dat ze op haar tanden moest bijten (toen het slachtoffer aangaf dat het pijn deed) en dat ze maar moest tellen tot het voorbij was (toen het slachtoffer aangaf dat ze wilde dat verdachte en [medeverdachte] stopten met de seksuele handelingen). Niet is gebleken dat zij daarbij heeft getracht [medeverdachte] op andere gedachten te brengen, hetgeen zij bij andere gelegenheden (plasseks) wel heeft gedaan. Verdachte heeft haar plicht als moeder hierdoor ernstig verzaakt) – strafverhogend.
  • Leeftijd slachtoffer
    • Hoge Raad, 7 juni 2011, LJN:BQ3115 (Verkrachting 14-jarig meisje; zie onderstaand arrest van het Hof Leeuwarden, LJN: BJ3509, voor de strafmotivering in deze zaak) – strafverhogend.
    • Hof Den Bosch, 1 juni 2011, LJN: BQ6901 (Verkrachting 6-jarig meisje; de zeer jonge leeftijd van het slachtoffer, aanvankelijk zes en later zeven jaren oud) – strafverhogend.
    • Rechtbank Zutphen, 15 maart 2005, LJN AT0311 (Verkrachting 13-jarig meisje) – strafverhogend.
    • Hof Leeuwarden, 23 juli 2009, LJN:BJ3509 (Verkrachting 14-jarig meisje; de zeer jeugdige leeftijd van het slachtoffer) – strafverhogend.
  • (Andere) bijzondere kwetsbaarheid slachtoffer (lichamelijke/geestelijke beperking, beschonken toestand, drugsgebruik)
    • Hof Den Bosch, 8 juni 2009, LJN: BJ0938 (Verdachte heeft het slachtoffer meermalen verkracht en hierbij misbruik gemaakt van de beschonken toestand waarin het slachtoffer zich bevond) – strafverhogend.
  • Bijzondere schadelijke gevolgen (ontmaagding, aanzienlijk geestelijk of lichamelijk letsel, verstoring/impact gezinsleven, verstoren seksuele ontwikkeling, besmettingsrisico HIV, SOA)
    • Hof Den Bosch, 8 juni 2009, LJN: BJ0938 (Verdachte heeft het slachtoffer meermalen verkracht en hierbij misbruik gemaakt van de beschonken toestand waarin het slachtoffer zich bevond) – strafverhogend.
    • Hof Amsterdam, 17 december 2010, LJN: BO8454(Inmiddels is gebleken dat het slachtoffer lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. Het slachtoffer zal hiervoor psychologische begeleiding en therapie nodig hebben) –
    • Hof Den Haag, 30 november 2010, LJN: BQ3513(Nu de verkrachting zonder condoom heeft plaatsgevonden, heeft het so moeten vrezen voor seksueel overdraagbare aandoeningen) – strafverhogend.
    • Hof Den Bosch, 8 juni 2009, LJN: BJ0938 (Het slachtoffer heeft bij de diverse verkrachtingen diverse – over haar hele lichaam verspreide – kneuzingen/hematomen/striemen opgelopen door het door verdachte uitgeoefende geweld; door de verkrachtingen heeft het slachtoffer tevens lichte vaginale verwondingen opgelopen) – strafverhogend.
    • Hof Den Bosch, 20 maart 2009, LJN: BI1969(Het aanzienlijke fysieke letsel dat het slachtoffer door de verkrachting heeft opgelopen; de psychische gevolgen die de verkrachting voor het slachtoffer heeft gehad, te weten verdriet, schaamte, angst en gevoelens van onveiligheid) – strafverhogend.
    • Hof Leeuwarden, 4 mei 2011, LJN: BQ3521(Verdachte heeft slechts oog gehad voor het bevredigen van zijn eigen seksuele behoeften door zijn schoonzus, van wie hij bovendien wist dat ze geen enkele seksuele ervaring had, te verkrachten) – strafverhogend.

Rechtspraak – LOVS

De rechtspraak heeft wel oriëntatiepunten opgesteld als het gaat om verkrachting. Het uitgangspunt is 24 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk. In de oriëntatiepunten zijn eveneens strafvermeerderende en strafverminderdende factoren opgenomen zoals:

  • frequentie
  • duur
  • leeftijd slachtoffer
  • (andere)bijzondere kwetsbaarheid slachtoffer
  • Bijzondere schadelijke gevolgen voor slachtoffer (bijv. ontmaagding, aanzienlijk geestelijk of lichamelijk letsel, besmettingsrisico)
  • Geweld (ernst/mate)
  • Aard van de gedraging (bijv. mindere ernst van de inbreuk op de integriteit, onverhoedse aanval)
  • Recidive
  • Meer daders
  • Bijzondere bedreigende en/of vernederende setting (bijv. vrijheidsbeneming, bedreigingen, anale penetratie, penetratie met voorwerpen)
  • Misbruik overwicht en/of vertrouwen
  • Relatiesfeer
  • Eerdere vrijwillige seksuele relatie dader/slachtoffer
  • Relevant eigen gedrag slachtoffer
  • Bijzondere negatieve gevolgen voor dader

Bijstand van een gespecialiseerd zedenadvocaat is alleen al gelet op het uitgangspunt van de op te leggen straffen, namelijk een gevangenisstraf, een must!

Taakstrafverbod

Op 3 januari 2012 is het taakstrafverbod in werking getreden. Het taakstrafverbod staat vermeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) en belemmert rechters om in bepaalde gevallen zogenoemde ‘kale’ taakstraffen op te leggen.

Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:

  1. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
  2. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 181240b248a248b248cen 250.

Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien:

1°     aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en

2°     de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.

3°    Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.

Bij een veroordeling voor verkrachting geldt dat er altijd sprake is van een taakstrafverbod nu het een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.

Er bestaat voor rechters altijd de mogelijkheid om een taakstraf te combineren met een zeer korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van bijvoorbeeld 1 dag. Indien u in voorarrest heeft gezeten kan de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden beperkt tot de duur van het voorarrest. Daarnaast kan er dus wel een taakstraf worden opgelegd. U hoeft dan dus niet de gevangenis is.

Bewijsminimum artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv.): één getuige, is geen getuige, toch? (unus testis nullis testis)

In het Nederlandse strafrecht kan, op grond van artikel 342 lid 2 Sv, de rechter het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend baseren op de verklaring van één getuige. Dit noemen ze ook wel het wettelijk bewijsminimum. De Hoge Raad overweegt hierover het volgend in zijn arrest van 26 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK2094):

“Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij eraan in de weg staat dat de rechter tot een bewezenverklaring komt ingeval door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van artikel 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen”. 

Maar wat betekent dit nu precies?

Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door het gegeven dat naast de verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte weinig of geen steunbewijs voorhanden is, omdat bij de tenlastegelegde handelingen alleen de verdachte en het slachtoffer aanwezig zijn geweest. Indien steunbewijs ontbreekt of door de rechter ontoereikend wordt bevonden, blijven de beschuldigende verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring, omdat op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige (ECLI:NL:HR:2018:717). Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist is dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.

Naast de door één getuige afgelegde verklaring over de gang van zaken dient te worden bezien in hoeverre daarvoor steun kan worden gevonden in andere bewijsmiddelen. Het is daarbij, volgens de Hoge Raad, niet vereist dat het misbruik of de betrokkenheid van de verdachte daarbij, steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar kan het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van de getuige in andere bewijsmiddelen, mits afkomstig van een andere bron, eveneens afdoende zijn.

Er mag geen te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal. Een voorbeeld hiervan is een zaak waarin de Hoge Raad op 10 juni 2014 arrest wees (ECLI:NL:HR:2014:1354).

In die zaak kon niet worden gesproken van steunbewijs dat specifiek zag op het seksueel misbruik, maar wel steun bood voor de getuigenverklaring op het punt van de concrete omstandigheden waaronder het misbruik volgens het slachtoffer had plaatsgevonden, namelijk tijdens het oppassen door de verdachte (de oom van het slachtoffer), bij haar ouders thuis, waarbij hij pornoboekjes liet zien. Volgens de Hoge Raad was “in het bijzonder gelet op de verklaring van de verdachte over het oppassen” voldaan aan het bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv. De verdachte had inderdaad verklaard over het oppassen bij het slachtoffer thuis en bovendien over de aanwezigheid van pornoboekjes op de slaapkamer. Het “overige gebezigde bewijsmateriaal”, bestond uit informatie die terug te voeren was tot dezelfde bron als de verklaring van de aangeefster, namelijk uit diens dagboekaantekeningen en de verklaringen van twee vriendinnen aan wie ze over het misbruik had verteld.

Schakelbewijs /gelijksoortig patroon

Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs, in de vorm van zogenaamd schakelbewijs onder omstandigheden is toegelaten. Dit kan aan de orde zijn indien verklaringen van verschillende aangevers niet in voldoende mate worden ondersteund door verklaringen van anderen. Dan rijst de vraag op welke grondslag de bewezenverklaring kan worden gebaseerd en dan komt het schakelbewijs om de hoek kijken. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geachte de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte.

Bij de vraag of er sprake is van een overeenkomende modus operandi (gelijksoortig patroon) kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben toegedragen, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die verdachte daarover heeft afgelegd (vgl. ECLI:NL:HR:2006:AU5496 en ECLI:NL:HR:2017:3118).

Kort gezegd: het bewijs in elk van de zaken kan over en weer redengevend worden geacht, zelfs als geen enkel feit afzonderlijk – dus los van de schakelbewijsconstructie – wettig en overtuigend bewezen kan worden (vgl. ECLI:NL:HR:2017:3118).

In een uitspraak van het gerechtshof Den Bosch d.d. 17 augustus 2018 (ECLI:GHSHE:2018:3430) is schakelbewijs in een zedenzaak aangenomen. In deze zaak is het gerechtshof uitgegaan van schakelbewijs ten aanzien van drie feiten op grond van de beide verklaringen afgelegd door de aangevers. Het gerechtshof heeft de verklaringen van beide slachtoffers over en weer gebruikt als steunbewijs van de bewezen verklaarde feiten. Het gerechtshof gaat hiertoe over omdat het bewijsmateriaal ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onderling op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van de andere te bewijze feiten, hetgeen volgens het gerechtshof duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte. Voor wat betreft de modus operandi heeft het gerechtshof verwezen naar de gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben toegedragen, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte.

Betrouwbaarheid van verklaringen

In Nederland kennen wij een negatief-wettelijk bewijsstel. Dit betekent dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs moet zijn voor een rechter om te komen tot een bewezenverklaring. De rechter is daarbij gehouden aan bewijsminimumregels. De bewijsmiddelen zijn in de wet opgesomd in artikel 339 Sv:

  1. eigen waarneming van de rechter;
  2. de verklaring van de verdachte;
  3. de verklaring van een getuige;
  4. de verklaring van een deskundige en
  5. schriftelijke bescheiden.

In zedenzaken speelt de vraag naar de betrouwbaarheid van afgelegde verklaringen meestal een grote rol. Wanneer is een verklaring onbetrouwbaar en welk gevolg dient te worden gegeven aan een onbetrouwbare verklaring?

In de jurisprudentie zijn uitgangspunten te distilleren welke door rechters worden gevolgd om de betrouwbaarheid van verklaringen te toetsen. Zo wordt er altijd gekeken naar de gedetailleerdheid van de afgelegde verklaringen, de consistentie, de aannemelijkheid en de overeenkomsten met eventueel andere afgelegde verklaringen. Hoe gedetailleerde een verklaring is, hoe eerder deze als betrouwbaar zal worden bestempeld. Ditzelfde geldt ook voor consistente verklaringen. Indien een getuige meerdere verklaringen heeft aflegt, dan zal de consistentie in deze verklaringen in het voordeel van de getuige werken. Dit geldt uiteraard andersom op het moment dat er tegenstrijdigheden in de verklaringen zijn te vinden. Van belang is dat er dus goed naar de afgelegde verklaringen wordt gekeken en desnoods en afhankelijk van de verdedigingsstrategie wordt gekozen om gebruik te maken van het ondervragingsrecht van de verdediging. Door gebruikmaking van het ondervragingsrecht kan de betrouwbaarheid worden getoetst. Hierbij kan gedacht worden aan het horen van getuigen. Indien dit niet mogelijk is dan kan er eventueel een rechtspsycholoog worden ingeschakeld om de betrouwbaarheid van de verklaringen te toetsen.

Mocht de rechtbank twijfelen aan de betrouwbaarheid van een afgelegde getuigenverklaring, dan tast dit de overtuiging aan. Zoals reeds aangegeven dient er sprake te zijn van wettig en overtuigend bewijs. Bij het ontbreken van de overtuiging dient vrijspraak te volgen. Dit wil dus niet zeggen dat de verklaring op zichzelf niet betrouwbaar is, maar de rechter twijfelt.

Als de rechter niet twijfelt, kan hij er voor kiezen om een verklaring als onbetrouwbaar te bestempelen. De verklaring kan dan worden uitgesloten van het bewijs. Wat dan het gevolg is, is uiteraard afhankelijk van alle overige bewijsmiddelen in het dossier. Het uitsluiten van een verklaring van het bewijs, komt in de praktijk zelden voor. Dit heeft uiteraard te maken met het feit dat een zedenmisdrijf zich kenmerkt door een één-op-één situatie tussen de verdachte en het slachtoffer.

Politieverhoor

In de meeste gevallen wordt een verdachte van een zedenmisdrijf middels een zogenoemde ontbiedingsbrief uitgenodigd om op een bepaalde datum en tijdstip te verschijnen op het politiebureau teneinde te worden aangehouden en verhoord. Dit geeft de verdachte de gelegenheid om bijvoorbeeld vrij te regelen voor zijn werk en een advocaat in te schakelen. Belangrijk is om deze brief zeer serieus te nemen en direct contact op te nemen met een gespecialiseerde zedenadvocaat.

Opvragen dossier ex artikel 30 Sv

Alvorens een verdedigingsstrategie te kunnen bepalen is het van belang om het strafdossier op te vragen bij de officier van justitie. De wet biedt deze mogelijkheid in ieder geval aan een aangehouden verdachte. Uitermate van belang om hier dus gebruik van te maken. Het dossier biedt inzicht in de bewijsmiddelen welke door de politie zijn verzameld. Let op: het dossier kan alleen door een advocaat worden opgevraagd. Hier gaat altijd enige tijd overeen, dus het is van belang om direct te schakelen zodra de ontbiedingsbrief op de deurmat valt.

Zwijgen of verklaren

In artikel 29 lid 1 Sv is eén van de belangrijkste rechten van een verdachte wettelijk geregeld. Het gaat hier om het zwijgrecht. Het zwijgrecht is gebaseerd op het beginsel dat een verdachte niet aan zijn eigen veroordeling hoeft mee te werken.

Artikel 29 lid 1 Sv zegt hierover het volgende:

“In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de verhoorende rechter of ambtenaar zich van alles wat de strekking heeft eene verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd. De verdachte is niet tot antwoorden verplicht.”

Door gebruik te maken van het zwijgrecht voorkomt een verdachte hij middels zijn eigen verklaring bewijs tegen zichzelf creëert. Maar wanneer is het verstandig om gebruik te maken van het zwijgrecht en wanneer is het afleggen van een verklaring noodzakelijk? Een gespecialiseerde zedenadvocaat kan u hierin begeleiden en bijstaan.

Zwijgen kan van belang zijn op het moment dat er onvoldoende wettig bewijs is. Dit kan het geval zijn als er, behoudens de verklaring van het slachtoffer, geen ander wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Op basis van een uitgebreid adviesgesprek met een gespecialiseerde zedenadvocaat en kennis van het dossier kan voor deze verdedigingsstrategie worden gekozen. Zwijgen kan ook een verdedigingsstrategie zijn, op het moment dat de officier van justitie weigert om het dossier te verstrekken. Onduidelijk is dan namelijk welke bewijsmiddelen de politie heeft verzameld en het is niet de bedoeling dat er een volstrekt ongeloofwaardige of onbetrouwbare verklaring wordt afgelegd. Er kan dan voor worden gekozen om in een later stadium alsnog een verklaring af te leggen, bijvoorbeeld tijdens een zitting.

Hoewel het zwijgrecht een rechtens te respecteren recht is, kleven hier ook nadelen aan. In de praktijk komt het steeds vaker voor dat verdachten die gebruik maken van het zwijgrecht langer in voorarrest blijven. Ook kan het gebeuren dat er feiten en omstandigheden zijn die schreeuwen om uitleg. Zwijgen kan dan als bewijs worden gebruikt tegen de verdachte.

Zwijgen of verklaren? Bespreek dit altijd met een gespecialiseerde zedenadvocaat!

Het verhoor

Het verhoor bij de politie is altijd opgebouwd volgens een vast patroon. De zedenrechercheurs maken daarbij altijd gebruik van een vooropgesteld verhoorplan.

Van belang is om te weten dat een zedenverhoor altijd wordt afgenomen door twee speciaal daarvoor opgeleide zedenrechercheurs. Zij zijn getraind om de druk tijdens verhoren op langzame wijze op te bouwen hetgeen uiteindelijk kan leiden tot een bekennende verklaring van een verdachte. De politie reserveert standaard meerdere dagen voor een zedenverhoor.

Het verhoor bestaat altijd uit twee delen namelijk een sociaal verhoor en een zakelijk verhoor.

Tijdens het sociale verhoor worden er persoonsgerichte vragen gesteld onder het mom van ‘wij willen u graag beter leren kennen’. Dit is het moment om al voorzichtig te zijn in het geven van antwoorden op de sociale vragen. Vragen aangaande social media gebruik en accounts en telefoonnummers heeft niets te maken met het ‘beter leren kennen van iemand’. Maar het heeft wel alles te maken met het zoeken naar bewijzen tegen de verdachte.

Na het sociale verhoor zal het zakelijke verhoor plaatsvinden waarbij er steeds meer wordt gevraagd naar de zaak zelf. Dan zal de kern van de zaak ook pas duidelijk worden. In de meeste gevallen zal het sociale verhoor vanzelf overlopen in het zakelijke verhoor. Het is dus van belang om altijd geconcentreerd en alert te blijven bij de vragen die worden gesteld. De bedoeling van de rechercheurs is namelijk om een verdachte langzaam mee te trekken vanuit het sociale verhoor naar het zakelijke verhoor, zonder daar ook maar iets over te zeggen.